Du holde Kunst - over de liedkunst

 

Du holde Kunst - over de liedkunst

Interview en concert Christoph Prégardien

Tenor Christop Prégardien (l) en pianist Michal Gees (c) Prégardien/Gees

Christoph Prégardien is een van de belangrijkste lied- (en oratorium-) zangers van deze tijd. Naar aanleiding van een concert dat hij a.s. zondag geeft (zie agenda), heb ik een zeer uitvoerig gesprek met hem gevoerd. Vandaag en morgen publiceer ik steeds meer delen van het interview, ook als geluidsfragmenten met vertaling. Nu al beschikbaar:

0. Twee korte vragen aan het begin onder andere over Prégardiens zoon die ook tenor is. (Audio, Duits met vertaling)

1. Over de emoties bij het voorbereiden van de interpretatie en tijdens de uitvoering, over de identificatie met de protagonist (Audio, Duits met vertaling).

2. Fragment over de vergelijking tussen moeilijkheidsgraad van de Erlkönig en de Winterreise (Audio, Duits met vertaling).

3. Fragment over het tempo van Gute Nacht (Audio, Duits met vertaling).

4. Fragment over de emotionele toestand van de protagonist (Audio, Duits met vertaling).

5. Over de noodzakelijk vrijere omgang met de partituur en de verschillen in tempo bij strofenliederen (Audio, Duits)

6. Over de verschillen tussen de twee strofes in Frühlingstraum (Audio, Duits)

 

Bewerking van een detail van het manuscript van 'An die Musik' met de woorden 'Du holde Kunst' in het handschrift van Schubert

Agenda: (ook via Twitter, klik s.v.p. op logo)
9/2 Den Haag, Nieuwe Kerk, Robert Holl/Rudolf Jansen
10/2 Amsterdam, Waalse kerk: Christoph Prégardien, M. Gees, Winterreise
16/2: Muziekgebouw aan 't IJ: Charlotte Margiono, sopraan, Peter Nilsson piano, voorpr. mezzosopr. Florieke Beelen
19/2: Concertgebouw kleine zaal: mezzosopr. Katarina Karnéus

 

 

:

 

Bewerkingen, berceuses
en de dood

Christianne Stotijn, mezzosopraan, Hans Eijsackers, piano, Oxalys

Busoni - Berceuse élégiaque, op. 42, KiV 252a Diepenbrock – Berceuse, Zemlinsky - Sechs Gesänge, op. 13 (1,3,4,6 arr. Reinbert de Leeuw, 2,5 arr. E./L. Stein), Mahler - Pianokwartet in a, Mahler - Kindertotenlieder (arr. Reinbert de Leeuw). Gehoord: vier februari 2013, Concertgebouw kleine zaal. Herhaling: zie onderaan


Foto: Ronald Knapp

De avond begon met twee en eindigde met een halve berceuse. Berceuse betekent letterlijk 'wiegenlied' en in de muziek refereert de term aan muziek die lijkt op een wiegenlied, verdere vormeisen zijn er niet. Boven het laatste couplet van 'In diesem Wetter' uit de Kindertotenlieder schreef Mahler: 'Langsam, wie ein Wiegenlied'. Als je het uit de Kindertotenlieder zou lichten, zou het een berceuse zijn.

.

Busoni’s Berceuse élégiaque op. 42 was een zeer prettige introductie van het Oxalys ensemble – en van het genre. De ondertitel ervan luidt Des Mannes Wiegenlied am Sarge seiner Mutter. Eigenlijk is het een orkestwerk, maar er is ook een bewerking door Feruccio Busino zelf voor piano. De uitvoering door Oxalis aangevuld door Eijsackers hield een beetje het midden tussen beide versies, en was een bewerking door Schönbergs Verein für musikalische Privataufführungen. Mahler heeft het werk in New York nog oeropgevoerd, kort voor zijn dood. Naar mijn smaak was het in deze bezetting indrukwekkender dan als orkestwerk. Met deze berceuse waren ook meteen alle drie de thema’s van de avond geïntroduceerd: bewerkingen, berceuses en de dood.

Diepenbrocks Berceuse uit 1912 is gebaseerd op een eigenaardige variant op de bijbeltekst over Adam en Eva, op tekst van Charles Lerberghe. God wiegt Adam en Eva in paradijselijke muziek en wij weten allemaal hoe het afloopt maar daarnaar ontbreekt iedere verwijzing. Als inleiding van een avond waarin het menselijk lijden en de dood zo aanwezig zouden zijn, leek het een in lyrische tonen verteld verhaal waar een onhoorbaar wrang commentaar boven zweefde. (Bijna als de muziek van Schumann waarin een systeem staat dat niet gespeeld mag worden maar wel gedacht.) Hier werd het uitgevoerd in de oorspronkelijke bezetting met cello, maar de versie zonder cello ging eerst in première en uiteindelijk maakte Diepenbrock ook nog een orkestversie.

Het daarop volgende Sechs Gesänge op. 13 van Zemlinki is oorspronkelijk geschreven als orkestwerk. Persoonlijk ken ik het weer beter in de pianoversie van Zemlinksi zelf. Vier liederen werden uitgevoerd in de bewerking door Reinbert de Leeuw, twee (2 en 5) in de bewerking van Stein (weer van de Verein für musikalische Privataufführungen). De beklemmende vervreemdende sfeer van de liederen werd in deze uitvoering en bezetting in mijn gevoel precies op de juiste manier versterkt, bij De Leeuw overigens voor mijn gevoel nog meer. De Leeuws bewerking klonk ook iets moderner, in ieder geval pregnanter. Opvallend was hoe fraai de klankkleuren harmonieerden met de stem, in sommige herhalingen leken ze nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Harmonieus was zeker ook het samenspel tussen Oxalis, Stotijn en Eijsackers: alles leek geregisseerd door een onzichtbare dirigent.
Stotijn bracht het met veel muzikaliteit en begrip voor de tekst al hadden de kleuren van de registers hier en daar wat meer één kunnen zijn, vooral bij de wisseling naar het hoge register. Af en toe zorgde dat voor een niet-functionele verandering van stemming. Vergeleken met haar aandeel van na de pauze was het in ieder geval net iets minder perfect. Niettemin vertolkte ze de liederen op zeer hoog niveau, daarbij ook zeer goed ondersteund door deze bezetting die haar stem alle ruimte bood.

Het programma na de pauze begon weer instrumentaal, met Mahlers pianokwartet in a. Dit hoor je vrij zelden, ook al omdat het slechts uit één deel bestaat. Mahler was een zestienjarige conservatoriumstudent toen hij het schreef. Het is ook het enige (bewaard gebleven) kamermuziekwerk van Mahler zonder vocale bijdrage. Oxalis met Hans Eijsackers lieten op zeer overtuigende wijze horen dat het ten onrechte zo weinig uitgevoerd wordt. Eijsackers gaf gelukkig alle ruimte aan de in dit werk zo belangrijke strijkersklank terwijl hij waar nodig ook de juiste accenten zette. De misschien iets eenvoudige thematiek kreeg in hun uitvoering iets heel schrijnends en klonk als het verdriet van het kind dat Mahler eigenlijk was.

De daarop volgende Kindertotenlieder vormden in vele opzichten een hoogtepunt. In de eerste plaats is het muziek die past in de verzameling van meeslepende werken die bijna niemand onberoerd laten, al was het alleen maar door de thematiek. De bewerking door De Leeuw, de uitvoering door Stotijn en het Oxalis ensemble met Eijsackers, alles was van zeer hoog niveau, maar het was veel meer dan dat.
Met name Stotijns intelligentie, muzikaliteit en emotionaliteit zorgden er namelijk voor dat het werk van begin tot het troostende einde de luisteraars in zijn ban had. Zo klonken de lage tonen die waarschijnlijk in een orkestversie minder overtuigend geweest waren, nu op sommige momenten precies als de stem van een sterke maar intens verdrietige moeder. (De tekst is overigens geschreven vanuit het perspectief van een vader, maar dit kleine manco wist Stotijn door haar overdonderende inzet volledig te doen vergeten.) Stotijn werd in haar expressiemogelijkheden zeker ook gesteund door het arrangement en de andere uitvoerenden.

Op de een of andere wijze slaagde Stotijn erin de luisteraars van begin tot eind volledig mee te trekken in de gevoelswereld van Mahler en Rückert, zo, dat het de gevoelens van het publiek zelf werden. Hier was geen sprake meer van een paar zeer ontroerende momenten in een uitvoering, maar van een ontroering die – in ieder geval bij mij – van de eerste tot lang na de laatste noten voortduurde. Daar kan ik niet alleen in geweest zijn, getuige het feit dat het publiek aan het eind van In diesem Wetter bijna twintig seconden lang stil bleef, alvorens in een uiteindelijk zeer groot applaus uit te barsten. Voor mij was het een concert van een intensiteit die je maar heel erg zelden meemaakt, een concert dat je je met een gevoel van grote dankbaarheid herinnert.

Dré de Man

P.S. Wanneer u het concert gemist heeft, dan kunt u op 13/3 naar Leiden of op 15/3 naar Den Bosch